Ervaringsverhaal Vera: ‘Ik heb een dwangstoornis’

Handen wassen Pixabay

Dwangstoornissen zijn er in vele soorten en maten. Iemand met een dwangstoornis kan last hebben van steeds terugkerende gedachten, neigingen of beelden die als misplaatst of opdringerig beleefd worden. En ‘gedwongen’ handelingen uitvoeren, die rationeel gezien volkomen overbodig zijn.  Vera (18) had al heel jong last van een bijzondere vorm van deze stoornis. Zij werd bang om vies te worden van haar vader en voerde dwanghandelingen uit om paniekaanvallen te voorkomen.
 
"Ik weet nu dat ik een psychische stoornis heb. Ik kan er niets aan doen en daarom schaam ik me er niet meer voor. Maar jarenlang heb ik mij wél geschaamd. Ik had het idee dat iedereen normaal was, alleen ik was hartstikke 'gek'. En al was er niemand die dat aan mij kon zien, zelf wist ik het wel!

Toen ik een jaar of vijf was, wilde ik niet meer dat mijn vader mij een kusje gaf als hij naar zijn werk ging. Dit was het begin van mijn angst voor 'vuil' van mijn vader. Ik deed er alles aan om lichamelijk contact met hem te ontwijken: als hij thuis kwam, zorgde ik dat ik in een andere kamer was, zodat hij me niet met een knuffel kon begroeten. Als hij me bijvoorbeeld toch op mijn schouder klopte, rende ik direct naar mijn slaapkamer om met een nat doekje over die plek te wrijven. Want ik voelde dan een soort smet op mij. Hoe het kwam, ik weet het echt niet. Het is helemaal niet zo dat ik een rotvader heb! Hij deed juist erg zijn best voor mij. Maar onze band is nooit echt goed geweest. Ik ergerde me vaak aan hem. Bovendien zag ik hem niet zo vaak, want hij was veel weg voor zijn werk. Maar hij heeft me nooit kwaad gedaan of zo.
 
Toch werd ik steeds banger om door zijn 'viezigheden' besmet te raken. Als hij op mijn kamer kwam was dat een ramp, want dan moest ik alles schoonmaken, van de vloer tot aan het plafond. Ik wilde nergens zitten waar hij ook had gezeten. Voor de zekerheid leunde ik nergens tegen aan met mijn rug, wat me vaak rugpijn bezorgde. Als ik toch per ongeluk 'besmet' raakte, moest ik meteen andere kleren aan, want deze waren 'vies'. Ook als hij me aanraakte moest ik me omkleden; de plek met water schoonmaken was niet meer genoeg. Het liefst sprong ik direct onder de douche. Ik was altijd woedend op mezelf wanneer ik zo stom was geweest een aanraking toch te laten plaatsvinden. Daarom sloeg ik mezelf hard in mijn gezicht als het toch gebeurd was, om daarna in tranen uit te barsten.

Mijn vader had nooit iets in de gaten, geloof ik. Ik deed dan ook mijn uiterste best om het te verbergen, want ik vond het heel zielig voor hem. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik inzag dat het nergens op sloeg; ik wist best dat mijn vader niet écht vies was, maar ik kon me niet tegen mijn gevoelens te verzetten. Inmiddels weet ik dat het een uitingsvorm is van OCS, de obsessieve-compulsieve stoornis, oftewel de dwangstoornis. Daar valt ook smetvrees onder, al had ik wel een heel ander soort smetvrees dan de meeste mensen. Maar langzaam begon ik ook bang te worden voor andere vieze dingen. Daarom moest ik steeds vaker goed mijn handen wassen als ik iets smerigs had aangeraakt, zoals de deksel van de prullenbak.
 
Maar dit was niet mijn enige probleem. Al vanaf dat ik een jaar of acht was, controleerde ik iedere avond mijn kamer. Ik keek alle elektrische apparatuur na, omdat ik bang was voor brand en ik onderzocht alles op spinnen en op monsters. Eerst gluurde ik alleen maar onder de bank, later bekeek ik echt elk plekje in mijn kamer. En ik controleerde niet één keer, maar meerdere keren achter elkaar. Op een gegeven moment was ik altijd een uur bezig! Gek werd ik ervan. Maar als ik het niet deed, voelde ik me heel vervelend en onrustig. Ik praatte nooit over deze dingen, het was mijn grote geheim. Verder had ik een fijne jeugd, maar dit wierp een flinke schaduw op alles. Gelukkig kreeg ik vorig jaar, toen ik zeventien was, een lieve vriend bij wie ik me heel veilig voelde. Tegen hem kon ik alles zeggen. Ik heb hem verteld over mijn dwanghandelingen en mijn angst voor vuil van mijn vader. Hij gaf me het laatste zetje om hulp te gaan zoeken.
Ik heb het toen ook aan mijn ouders verteld. Dat was heel moeilijk, want ik was altijd 'de ideale dochter' die tienen haalde en bij wie alles goed ging. Maar vooral mijn vader kon er begrip voor opbrengen. Hij herkende dingen die ik vertelde. Dat had ik nooit verwacht! Ook andere familieleden hebben kleine dingetjes die naar dwang neigen. Het zit dus in de familie, zoals vaak het geval is met OCS. Mijn vader weet trouwens niet tot in details hoe erg mijn afkeer van hem was - en nog steeds is - dat vind ik te pijnlijk voor hem.

In therapie ging ik mijn dwangrituelen afbouwen en dat ging hartstikke goed. In korte tijd bracht ik het lijstje dat ik iedere avond af moest werken van een uur terug naar een paar minuten. Maar toen, nu een half jaar geleden, kreeg ik mijn eerste paniekaanval. Ik zat op een verjaardag en opeens voelde ik me afschuwelijk. Mijn hart klopte heel snel en ik voelde me erg misselijk, alsof ik moest overgeven. Ik stond te trillen op mijn benen, ik had het idee dat ik ieder ogenblik kon flauwvallen. Op een gegeven moment raakte ik zo in paniek dat ik dacht dat ik dood zou gaan. Ik ben nog nooit zo bang geweest. Hierna heb ik veel vaker van dit soort aanvallen gekregen. Vooral mijn examenperiode was afschuwelijk, omdat de stress de angst verergerde.
 
Mijn therapeute zei dat ik helemaal 'volgens het boekje' reageerde. Dwanghandelingen voer je namelijk uit om angst te onderdrukken. Op het moment dat je die handelingen afbouwt, kan de angst zich, heel heftig, een weg naar buiten dringen. Ik moest hier dus gewoon doorheen. Maar dat is tot nu toe niet gelukt. Ik ben nu zelfs banger dan ooit. Ik voer opnieuw al mijn dwangrituelen uit. Ik durf het niet te laten, omdat ik bang ben dat ik anders een paniekaanval krijg. 's Avonds kost het me een uur om naar bed te kunnen. Want ik moet het licht op een bepaalde manier uitdoen, ik moet mijn tandpasta op de 'juiste' wijze neerzetten, ik moet alle hoekjes en gaatjes controleren. Ook overdag spelen dit soort dingen. Daarnaast heb ik teldwang. Vijf is mijn geluksgetal, vier brengt juist ongeluk. Dus ik moet 'vier' altijd vermijden: ik neem geen vier koekjes, ik schrijf geen vier woorden op en eigenlijk mag ik het woord vier niet eens uitspreken! Als mijn vriend me vier kusjes op mijn wang geeft, ben ik ervan overtuigd dat er iets ergs met die wang zal gebeuren. Of dat mijn vriend iets vreselijks zal overkomen. Om dan weer rustig te worden, moet ik bepaalde woorden in mijn hoofd achterstevoren opzeggen, zeven keer. Daarna moet ik even opstaan of opspringen, zodat elk deel van mijn lichaam los van de grond komt.
 
Bizar hè, allemaal! Ik realiseer me héél goed dat het onzin is, maar als ik het niet doe, word ik zó bang voor een paniekaanval, dat ik het toch liever maar wel even doe. Maar het is zo slopend, zo vermoeiend. Daarbij valt de angst voor het vuil voor mijn vader nu wel mee. Want ik woon niet meer bij hem, dat is wel een opluchting. Hij kan niet meer zomaar mijn kamer binnenwandelen. Wanneer ik naar mijn ouders ga, trek ik bepaalde kleding aan die toch al 'vies' is. Dus dan hoef ik hem niet te ontwijken: vies is vies, het maakt niet uit of het nog viezer wordt. Alleen moet ik wel oppassen dat daarna bijvoorbeeld mijn winterjas niet ook besmet wordt: wanneer ik die over mijn vieze kleding aantrek, wordt de binnenkant natuurlijk vuil. En dan raken schone kleren de volgende keer ook weer vies… Bij mijn verhuizing heeft mijn vader trouwens wel dingen aangeraakt die niet meer schoon te krijgen zijn. Daar baal ik erg van. Zo heeft hij op mijn matras gelegen. Als ik nu mijn bed wil verschonen moet dat altijd heel omslachtig, opdat ik maar niet die plek aanraak.
 
Ik klink nu echt wel 'gek', denk ik, maar bijna niemand merkt ooit iets aan mij. Het speelt zich allemaal alleen af in mijn hoofd. Als andere mensen erbij zijn hoef ik mijn rituelen niet uit te voeren. Dus ik kan de schijn goed ophouden. Maar het beheerst mijn leven en dat maakt me heel verdrietig. Want verder gaat het zo goed met me! Met mijn vriend, mijn opleiding, mijn werk… ik heb een mooi huis, ik maak makkelijk vrienden en ik zie er leuk uit… alleen dit verpest mijn leven! Gelukkig heb ik veel steun aan mijn vriend. Bij hem kom ik tot rust. Ik moet vaak huilen en dan troost hij me. Over een maand ga ik weer een therapie volgen. Ik hoop dat dat gaat helpen. Medicijnen wil ik niet nemen. Ik be n bang voor de bijwerkingen en zo. Bovendien is het prettig om iets achter de hand te hebben voor als het nog erger zou worden. Maar ik denk niet dat dat gebeurt. Ik sta niet toe dat het mijn leven nog meer gaat beïnvloeden. Dat mag écht niet! Dus ik vecht ertegen, elke dag opnieuw."
 
Tekst: Lydia van der Weide (lydiavanderweide.nl)

Flyer met tips bij een dwangstoornis

In deze flyer krijg je tips die je kunnen helpen bij het omgaan met een dwangstoornis. Vraag de flyer gratis aan en ontvang deze direct in je mailbox.

Direct contact met een hulpverlener

Heb je behoefte aan persoonlijke hulp of advies? Neem (anoniem) contact op met een van de medewerkers van onze hulplijn MIND Korrelatie. Je kunt bellen, chatten, Whatsappen of mailen met een van onze psychologen of maatschappelijk werkers.