En met je gezin dan?

Toen ik eindelijk zo ver was dat ik mensen durfde te vertellen dat het ‘niet echt lekker ging ’en ik ‘eigenlijk wel depressief was’, kreeg ik natuurlijk reacties. Heel fijne reacties (wat ellendig, ik hoop dat het snel beter gaat, kan ik wat voor je doen?) en ook wel wat minder fijne reacties (‘Nou, de zon gaat gelukkig schijnen en dan spreken we gewoon ná je depressie weer af!’). Ook kreeg ik regelmatig de vraag hoe het met mijn partner en de kinderen ging. Eerlijk gezegd kon het me helemaal niet schelen hoe het met ze ging. Níks kon me schelen, dus zelfs het welzijn van de belangrijkste mensen in mijn leven, interesseerde mij niet. Omdat ik depressief was en niet compleet gek, zei ik niet: ‘Geen idee en het maakt me ook geen reet uit hoe het met ze gaat’, maar zei ik: ‘Ja, voor hen is het natuurlijk ook heel zwaar.’ Dat bleek altijd een juist antwoord zag ik aan de meelevende ja-knikkende hoofden.

Als ik een beetje energie had en mailtjes las van school, als ik een stukje mee ging wandelen, als ik ze hoorde praten, als ik mensen sprak over mijn gezin, merkte ik natuurlijk dat het ook heel zwaar voor ze was. Vreselijk vond ik dat dan op die momenten. Tot de depressie mij weer overnam en ik alles weer passief liet gebeuren. Naarmate de tijd verstreek, werd er steeds vaker naar mijn man en kinderen gevraagd. Dat varieerde van: ‘Ken je KOPP-groepen voor kinderen?’ (Ja, en daar gaan ze niet naartoe) tot ‘Ben je niet bang dat je man je verlaat?’ (ehh. Nee.) of: ’Ben je niet bang dat de kinderen hier last van gaan krijgen?’ (ehh. Ja)

Ik zag dat ik niet opknapte. Ik zag de wanhoop van mijn man. De verwijdering tussen mij en de kinderen. Ik zei af en toe  -quasi grappig- tegen mijn partner dat hij niet te veel moest omgaan met vrouwen ‘die hem heel goed begrepen’ en ‘met wie hij heel goed kon praten’. Op goede dagen knuffelde ik mijn kinderen kapot en probeerde zoveel mogelijk naar hun verhalen te luisteren en er als moeder voor ze te zijn.  Natuurlijk dacht ik aan de verhalen die ik wel eens hoorde ‘Mijn moeder lag vroeger altijd depressief op bed’. Dat schrikbeeld. Dát zou ik mijn kinderen toch nooit aandoen? Maar dat was dus wél wat er nu gebeurde: ik lag depressief in bed. Veel en vaak. Maar deed ík dat mijn kinderen aan? Dat zou ik toch nooit doen? Niet ík deed mijn kinderen dat aan, maar de ziekte, de depressie deed dat ons aan. Toch?  

De opmerkingen van omstanders hielpen me dan vaak ook niet. Eén van de kenmerken van een depressie is het continue schuldgevoel over van álles. Ik voelde me constant schuldig. Over de depressie, over mijn stomme gedrag, over alle keuzes die ik in mijn leven had gemaakt, over de verkeerde Optimel die ik had gekocht, over de wéér vergeten ouderavond.  Een kennis die dan terloops opmerkte ‘dat dit ook heus niet leuk was voor mijn gezin’ kon ik dan eigenlijk ook wel wat aandoen, maar goed: ik had een depressie en dus geen energie voor slaan, schoppen of schreeuwen.  

We lijken te herstellen. Het ergste is achter de rug en ik heb steeds vaker ‘goede dagen’. Dagen die ik invul met leuke dingen. Met mijn gezin. Met praten over de slechte tijd die we hadden. Mijn man behandelt me niet meer als een ernstig zieke (nog wel als een herstellende zieke overigens) en de kinderen weten mij zowel in het echte leven als via Whats’App weer érg goed te vinden. Net als vroeger.  

Terugkijkend kan ik stellen dat een ernstige depressie (en waarschijnlijk élke heftige ziekte) een gezin kan ontwrichten. Iedereen lijdt eronder. Een zieke dan ook steeds melden ‘dat het ook wel heel zwaar is voor het gezin’, is dan ook niet helpend. Een lasagne brengen naar dat gezin, of eens een was ophalen, de partner van de zieke een avond mee uit nemen, de kinderen eens verwennen is wél helpend. Voor iedereen.   

Kijk voor meer blogs van deze auteur op: vanhuisartstotopname.blogspot.nl

Meer ervaringsverhalen