Ervaringsverhaal: Yvette heeft trilangst
Altijd bang moeten zijn om in gezelschap te gaan trillen wordt een trilfobie genoemd. Het is een van de sociale fobieën die je kunt hebben. Een trilfobie staat een gewoon sociaal leven sterk in de weg. Yvette (41) weet daar alles van.
’Er is nooit iemand geweest die tegen mij heeft gezegd: goh, wat gek dat jouw handen zo trillen. Niet één keer. En zelf praatte ik er ook nooit over, daarvoor was mijn schaamte te groot. Maar de angst om te trillen heeft vele jaren mijn leven beheerst. Het woord 'lunch' maakte mij net zo zenuwachtig als 'bungyjumpen'. Eten samen met anderen, terwijl mijn handen vast en zeker zouden gaan beven, was voor mij een angstaanjagende sprong in het diepe: doodeng, goed voor weken van paniek.
De eerste keer dat ik last had van trillen, was ik een jaar of acht. Mijn ouders waren kort daarvoor gescheiden en ik ging voor het eerst in maanden weer naar mijn vader toe. Dat voelde heel vreemd: ik was weer in mijn oude huis, maar niets was meer zoals vroeger. Toen mijn vader mij een boterham gaf, merkte ik dat mijn hand erg beefde. Ik vond het wel gek, maar dacht: ik ben zeker zenuwachtig.
In de jaren erna kwam het wel vaker voor. Maar ik wist het goed onder controle te houden en het beïnvloedde mijn leven niet erg. Soms dacht ik wel: als ik maar niet ga trillen bij dat etentje of op dat feestje, maar ik zei er niets voor af en ik lag er ook niet wakker van.
Dat veranderde toen mijn dochter geboren werd. Van vrije meid was ik opeens moeder geworden, en dat verandert je leven enorm. Ik zat veel thuis, daardoor werd onder de mensen komen wat meer beladen. Ik voelde me echt een huismusje. Wat stelde ik nu nog voor? Misschien had het ook wel met hormonen te maken, ik weet het niet. Maar het trillen werd erger, en daarmee ook mijn schaamte. Ik begon steeds meer tegen bepaalde dingen op te zien. Verjaardagen, dineetjes... Eten in groepen vond ik afschuwelijk, want stel dat ze eens zagen dat ik mijn handen niet stil kon houden? Wat een afgang zou dat zijn! Ik zag er vaak zo tegenop, dat ik afspraken begon af te zeggen. Dan zei ik dat ik ziek was, of geen geld had om uit eten te gaan. Als ik wél ging, bedacht ik smoesjes om maar niet te hoeven eten. Dan was ik zogenaamd misselijk, of ik had net thuis zoveel gegeten dat dat gebakje er écht niet meer inpaste. Op een volle verjaardag een taartje eten was ook werkelijk onmogelijk voor me. Als ik er alleen maar aan dácht terwijl ik daar zat, voelde ik de spanning in mijn armen en schouders. Alles zat vast, volledig verkrampt was ik dan. Als het echt heel erg was, ging ik snel naar het toilet, om even te hoesten of te snuiten, om maar weer een beetje te ontspannen.
Niemand had nooit iets door. Gek dat je zo goed de schijn kunt ophouden, terwijl het je zo in beslag neemt. Want dat deed het zeker: wanneer ik bijvoorbeeld een bruiloft had waar ik echt niet onderuit kon, dan lag ik er al twee maanden van te voren om wakker. Soms had ik echt het idee dat ik helemaal gek was. Dit sloeg toch nergens op?
Ik had trouwens ook last van hyperventilatie. Gek genoeg schaamde ik me daar lang niet zo erg voor. Omdat dat veel bekender is; dat is geaccepteerd. Dus dáár durfde ik wel over te praten. Maar over mijn trilangst niet. Ik was bang dat ik uitgelachen zou worden. Ik zag het als zwakte, ik voelde me een zielig hoopje mens. Eén keer heb ik geprobeerd om me te uiten tegen een goede vriend. Maar hij geloofde het niet! Hij dacht dat het wel meeviel allemaal, omdat ik heel zelfstandig en zelfverzekerd overkom. En dat ben ik enerzijds ook wel, ik rijd zo in mijn eentje heen en weer naar Parijs, geen probleem. Maar dit speelde wel altijd een rol. Gelukkig heb ik mijn leven er toch niet helemaal door laten leiden. Na mijn scheiding ben ik een opleiding gaan volgen aan de sociale academie. Dat was eng, ik was altijd bang om door de mand te vallen, maar ik deed het toch maar mooi. Ik herinner me dat ik een keer een slokje water nam in de klas, en dat de docent me juist op dat moment strak aankeek. Mijn hand met het flesje water begon enorm te trillen en ik kon wel door de grond gaan. Waarschijnlijk heeft die docent er nooit meer aan gedacht, maar ik schaamde me dood. Ook in de kantine, waar ik zelden kwam, ging het een keer mis. Ik begon zo trillen dat ik helemaal onwel werd en ben snel naar buiten gegaan. Later kwamen de andere studenten naar me toe: 'Wat had jij nou, je werd niet lekker hè?' Gelukkig hadden ze verder niets in de gaten. Zo kwam ik er altijd goed mee weg. Maar voor mezelf was het slopend. Het kostte zoveel energie. Zó jammer is dat, want je hebt er niets aan. Het spreekt voor zich dat ik nooit meer naar die kantine heb durven gaan! Ik at wel snel wat tussendoor, maar niet voor het oog van iedereen.
Drie jaar geleden kreeg ik een folder van het Riagg onder ogen. Het heette 'Angst in de hand' en ging over sociale fobie. Toen ik het las, wist ik: hier moet ik heen. Het ging om een groepstherapie, volgens de principes van R.E.T.: rationele emotieve therapie. Er werd gekeken naar hoe je je gedachten kunt veranderen, en hoe dat dan weer invloed heeft op je gevoel. Ik was toen al bijna veertig, maar het was dus voor het eerst dat ik over mijn probleem sprak! Ik ben het langzaam aan anderen gaan vertellen, aan mijn moeder, aan mijn kinderen, aan vrienden. Iedereen reageerde eigenlijk goed. Het was dus helemaal niet zo eng om mezelf bloot te geven.
De therapie was heel nuttig. Ik realiseerde me dat ik altijd enorm bezig was met wat anderen van mij zouden denken. Echt, in mijn hoofd nam dat heel bizarre vormen aan. Ik leerde nu dat anderen helemaal niet zo met mijn persoon bezig zijn. Als ik zelf uren over iets piekerde, betekende dat niet dat anderen dat ook deden! Die waren mij waarschijnlijk binnen een minuut alweer vergeten.
Ik had in het verleden wel boeken gelezen over sociale fobie, en daarin stond vooral: ga dat, waar je bang voor bent, niet uit de weg maar ga juist de confrontatie aan. Maar ja, dat vond ik zo'n flauw advies. Want dat durfde ik natuurlijk helemaal niet! Maar toch is het de waarheid, weet ik nu. Het is alleen belangrijk dat je het langzaam opbouwt. Bij het Riagg maakten we een stappenplan om de confrontatie met enge dingen voorzichtig aan te aan. In mijn geval zou direct een drie-gangen-menu in een restaurant veel te hoog gegrepen zijn. Dat zou me nóóit lukken. Beter kon ik eerst met een glaasje water beginnen. Wanneer we de opdrachten kregen, schoot de paniek telkens door me heen. Maar bij de volgende bijeenkomst was ik heel trots wanneer het wél was gelukt. En heel langzaam kreeg ik meer zelfvertrouwen.
Nu gaat het eigenlijk heel goed met mij. Ik maak me lang niet meer zo druk en doe gewoon alles. Toch is de angst zo veel jaren een gewoonte geweest, dat ik er nog wel aan denk. Als ik ergens koffie met een gebakje krijg, schiet nog wel even door me heen: o jee, als dat maar goed gaat. Maar dan móet ik het juist wel opdrinken en -eten van mezelf. Want ik weet: als ik het weer uit de weg ga, ben ik over een paar maanden weer terug bij af. Ik bekijk mezelf nu ook positiever. Ik kijk naar de negen keer dat het wél goed gaat, niet naar die ene keer dat het mis gaat. En als het ter sprake komt, schroom ik niet om open over mijn sociale angst te praten. De schaamte is weg.
Ik vind het jammer dat ik hier zo lang mee gezeten heb. Het is zo zonde geweest van alle energie. Gelukkig ben ik nooit in een sociaal isolement terecht gekomen, omdat ik mezelf toch altijd wel dwong om dingen te ondernemen en niet bij de pakken te gaan neerzitten. Daarom heeft mijn trilangst gelukkig niet mijn leven verpest. Maar het heeft het wél veel moeilijker gemaakt.’
Lees ook:
Direct contact met een hulpverlener
Heb je behoefte aan persoonlijke hulp of advies? Neem (anoniem) contact op met een van de medewerkers van onze hulplijn MIND Korrelatie. Je kunt bellen, chatten, whatsappen of mailen met een van onze psychologen of maatschappelijk werkers.